Centrale banken zetten marktwerking uit in jacht op inflatie
3 december 2020
In oktober lagen de prijzen 0,3 procent lager dan een jaar eerder, meldde Eurostat, het Europese bureau voor de statistiek, onlangs. Het was daarmee de derde opeenvolgende maand van negatieve inflatie. Er is geen sprake van deflatie, daarvoor moeten de prijzen over een breed front en langdurig dalen. Maar die min ervoor, zorgde er wel voor dat een discussie die niet zo lang geleden ook al speelde, de kop opstak, namelijk dat we zomaar met dalende prijzen te maken kunnen krijgen. En dat op zijn beurt jaagt vele economen en zo goed als alle centrale bankiers de stuipen op het lijf.
Waarom? Omdat wanneer de prijzen dalen, de consument zich daarop zou instellen en zijn aankopen uitstellen. Immers, na een paar maanden wordt alles goedkoper. Alleen is diezelfde consument ook een werknemer. En bij dalende prijzen en afnemende vraag zien bedrijven omzetten en winsten dalen. Vroeg of laat gaan ze mensen ontslaan. Stijgende werkloosheid zorgt voor meer concurrentie op de arbeidsmarkt, waardoor de loonstijgingen afvlakken en lonen zelfs kunnen dalen. Het eindresultaat is weinig groei, recessie en massawerkloosheid.
Japan wordt vaak als voorbeeld genoemd. Het probleem is alleen dat Japan géén massawerkloosheid kent (de werkloosheid bedraagt iets meer dan 2 procent) en consumptie gestegen is ondanks de zeer lage inflatie of deflatie de laatste decennia.
Een nog groter probleem is dat de economische historie ons iets heel anders leert met betrekking tot deflatie. Tijdens onze Gouden Eeuw daalden de prijzen de helft van de tijd. In de ruim drie decennia na de Industriële revolutie rond 1880 zakten de prijzen rap. De technologische vooruitgang en globalisering zorgden daarvoor. De structurele deflatie leidde tot een enorme welvaartsstijging. Zeg ik niet, zegt het Internationaal Monetair Fonds. Deflatie is alleen ongewenst als die veroorzaakt wordt doordat de vraag naar goederen en diensten inzakt. Als deflatie ontstaat doordat het aanbod de vraag overstijgt, dan is die niet alleen economisch gezien een logisch gevolg (wet van vraag en aanbod) maar ook welvaartsverhogend.
Anno 2020 zijn zo goed als alle centrale bankiers als de dood voor deflatie en is geen maatregel uitgesloten om maar te voorkomen dat de prijzen gaan dalen.
Waarom toch? Kennen ze de historie soms niet? Nou, veel economen niet, economische geschiedenis is niet bepaald een frequent vak voor studenten economie. Nee, de moderne economische faculteiten hebben veel liever dat de studenten werken met economische modellen die, zo mag ondertussen wel bekend zijn, slechter in staat zijn de toekomst te voorspellen dan een blinde waarzegster die naar de tarotkaarten kijkt.
Centrale bankiers kennen de historie doorgaans wel. En toch zijn ze eerder bereid de marktwerking uit te schakelen, alles wat lost en vastligt te kopen en onbeperkt geld te drukken dan toestaan dat de prijzen gaan dalen.
Waarom? Het antwoord is te vinden in bijvoorbeeld een andere recente publicatie, van het International Institute of Finance, getiteld ‘Attack of the debt tsunami’. De totale schuld in de wereld ligt op ongeveer 277.000 miljard dollar. Dat is 277 met 12 nullen erachter. Dat is ongeveer 40.000 dollar per bewoner van onze planeet.
Deflatie is de ergst denkbare vijand van iemand met schulden; inflatie daarentegen is de beste vriend van zo iemand. De wereld baadt in schulden en dat is niet zomaar, per ongeluk, gekomen. Het is het gevolg van het economisch denken van de afgelopen vijf decennia. De wens om de economie almaar te laten groeien, vereiste almaar hogere schulden. Het gevolg is dat we ondertussen aanbeland zijn in een situatie waarin dat wat logisch zou zijn gezien de economische omgeving, namelijk deflatie, kostte wat kost voorkomen moet worden. Sterker nog, om dat op schulden gebouwde economische model overeind te houden, is dat wat aantoonbaar funest is voor niet alleen de echte welvaart maar ook maatschappelijke stabiliteit, namelijk hoge inflatie, nodig.
In de praktijk betekent dat alles dat we rekening moeten houden met de officiële rentes van 0 procent in de eurozone en de VS tot minstens 2024, zo niet langer. Het betekent ook dat de langetermijnrentes voorlopig laag zullen blijven, omdat de centrale banken met alle denkbare – en onbeperkte – middelen die laag willen houden. En dat op zijn beurt betekent dat zelfs bij de laagblijvende inflatie, de reële rentes voorlopig negatief blijven.