De ECB doet alsof haar neus bloedt
28 januari 2022
‘Renteverhogingen door de ECB zouden het probleem van hoge inflatie niet oplossen.’ Dat is de redenering die ik de laatste tijd steeds vaker tegenkom. Ik vind het al winst overigens want wie dat argument gebruikt, vindt de hoge inflatie op zijn minst een probleem. Heel lang juichten velen de hogere inflatiecijfers toe en nog steeds zijn er veel economen die 5 procent en meer inflatie vreemd genoeg niet zo’n probleem vinden
Terug
Terug naar de genoemde redenering. De achterliggende gedachte is dat een beetje hogere rente er niet voor zal zorgen dat containertekorten en andere logistieke problemen verdwijnen of dat de olieprijs ineens spectaculair daalt. Dat is uiteraard een waarheid als een koe. Maar…
Een renteverhoging door de Europese Centrale Bank (ECB) zal de momenteel hoge inflatie niet terug in het hok duwen. Sterker nog, als ik naar de achterliggende oorzaken van de hoge inflatie van de laatste tijd kijk, dan is de kans zeer groot dat de inflatie vanzelf van de huidige hoge niveaus zal zakken in de loop van dit jaar. Dat heeft niet alleen met die logistieke problemen te maken, die mettertijd een minder groot probleem zullen worden, maar ook met de manier waarop inflatie wordt berekend (voor de liefhebber: mijn paper voor de Commissie Financiën van de Tweede Kamer hierover, is te downloaden via deze link http://www.edinmujagic.nl/Download/ ). Dat laatste betekent bijvoorbeeld dat zelfs als de olieprijs iets blijft stijgen, de jaarlijkse inflatie uit die hoek niet minder aangejaagd zal worden later dit jaar.
Ondanks dat alles is de redenering ‘een renteverhoging nu drukt de inflatie in 2022 niet omlaag’ niet relevant.
Wat wél relevant is, is dat door de rente te verhogen of op zijn minst die stap in de nabije toekomst in het vooruitzicht te stellen, de ECB duidelijk zou maken dat wat de bank al jarenlang roept, namelijk dat ze bij hogere inflatie in actie zal komen, geen loze beloftes waren.
Door nog steeds vol te houden dat er niets aan de hand is, zet de bank niet alleen haar geloofwaardigheid op het spel maar het lijkt er steeds meer op dat ze haar ogen sluit voor iets wat haar zusterinstellingen elders wél zien, namelijk dat de opleving van de inflatie niet iets is wat eventjes zal duren en vanzelf weer zal verdwijnen.
De Britse centrale bank en de Amerikaanse Fed hebben die opvatting al laten vallen en hebben de rente of al verhoogd (Bank of England) en doen dat binnenkort (de Fed). Zelfs de Japanse centrale bank houdt rekening met langdurig hogere inflatie!
Door haar ogen dicht te doen voor hetgeen overduidelijk is, dat een belangrijk deel van de inflatiestijging níet tijdelijk van aard is, loopt de ECB het gevaar het tijdelijke deel ervan, permanent te maken. Hoe? Bijvoorbeeld doordat de vakbonden zien dat de belofte dat ze zal ingrijpen als de prijzen te hard stijgen, een loze belofte is geweest en de vakbonden daarom hogere looneisen gaan stellen. Bedrijven berekenen die vervolgens door in hun prijzen, de inflatie blijft daardoor hoger dan voor de pandemie, looneisen daarop hoger worden…iets wat economen een loon-prijsspiraal noemen is dan een feit. Als dat een feit wordt, dan loop je als centrale bank achter de feiten aan.
Trouwens, over die tijdelijke factoren die de inflatie voor een deel omhoog drukken, gesproken. Er is een nieuwe indicator om één van de factoren, de logistieke knelpunten, te kunnen monitoren, de GSCPI, wat staat voor Global Supply Chain Pressure Index.
Die index, ontsprongen achter de burelen van enkele economen bij de regionale centrale bank in New York, brengt een aantal veelgebruikte indicatoren samen die het reilen en zeilen in de bloedvaten van de wereldeconomie weergeven. Te denken valt bijvoorbeeld aan de Baltic Dry Index, die de kosten om grondstoffen te vervoeren, weergeeft. Ook de Harper-index, een indicator die de kosten van containervervoer (in 8 verschillende categorieën, dus nogal breed) bijhoudt, zit in de GSCPI-cocktail. En om ook het effect van uitwijken naar luchtvaarcargo mee te nemen in de mix, zit een maatstaf voor de cargokosten van en naar de VS, Azië en Europa er ook in. Al met al zitten er niet minder dan 27 verschillende variabelen in de nieuwe barometer die, geografisch gezien, behalve de VS economie ook die van de eurozone, China, Japan, Zuid-Korea, Taiwan en het Verenigd Koninkrijk omvat.
Aan de hand van de beschikbare gegevens, hebben de ontwerpers de GSCPi-index sinds 1997, op maandelijkse basis, gereconstrueerd. Een score van 0 betekent dat de index zich op het gemiddelde bevindt; een score boven 0 geeft de afwijking naar boven aan, ofwel hoeveel duurder transport is ten opzichte van het gemiddelde. Wat laat die reconstructie zien?
Het goede nieuws
Om te beginnen dat de huidige kostenontwikkeling geen precedent kent, althans niet sinds 1997. De grafiek laat ook een stijging rondom de Grote Financiële Crisis van 2008 zien en de daling die erop volgde. Ook de invloed van natuurrampen (zoals de aardbeving in Japan in 2011 en het begin van de handelsoorlog tussen China en de VS), zijn erin te spotten. Die stijgingen van de index vallen echter in het niet bij de stijging als gevolg van de coronapandemie.
Het goede nieuws, behalve het feit dat we zo’n index nu hebben, is dat er een aanzet tot een daling te zien is. Als dat doorzet, dan zal dat goed nieuws voor economische groei en inflatie betekenen. Maar ook in dat geval is een daling van de inflatie naar de niveaus voor de pandemie niet te verwachten. De geldontwaarding wordt kleiner dan de afgelopen maanden maar structureel waarschijnlijk hoger dan de afgelopen jaren het geval is geweest.