Zal de ECB binnenkort noodgedwongen kleur moeten bekennen?
9 september 2016
De teleurstelling bij de Europese Centrale Bank (ECB) en veel economen en beleidsmakers was groot eerder deze week toen Eurostat bekend maakte dat de inflatie in de eurozone in augustus waarschijnlijk maar 0,2 procent bedroeg. Dat is teleurstellend omdat de ECB met man en macht probeert de prijzen met 2 procent te laten stijgen en veel economen dat zeer verstandig vinden. Ondanks alle genomen maatregelen lukt het echter vooralsnog niet.
De kans is echter groot dat die groep binnenkort zal kunnen juichen. Ik heb het dan niet over mijn vrees dat de inflatie in de toekomst hoog zal zijn maar over iets anders. Voordat ik daarop inga een opmerking: iedereen die zegt ‘zie je wel dat 0 procent rente en quantitative easing niet inflatoir zijn’ laat daarmee blijken de basis van monetaire economie niet te kennen. Het duurt namelijk enige tijd (doorgaans 1,5 tot wel 2 jaar) voordat zulke maatregelen inflatie opwekken en in uitzonderlijke omstandigheden, waarin de radertjes in de economie die voor de transmissie van het monetaire beleid tot de prijzen zorgen kapot zijn, duurt het veel langer dan normaal.
Goed, waarom zou het zomaar kunnen gebeuren dat de inflatie in de eurozone de komende maanden vrij snel richting die 2 procent kan oplopen? Het heeft alles te maken met de olieprijs en de manier waarop inflatie wordt berekend.
Spectaculair
Dat de inflatie in de eurozone al enige tijd zeer laag is, komt níet doordat het eten of diensten, waar een gemiddeld gezin het leeuwendeel van zijn geld aan uitgeeft, nauwelijks duurder worden. De prijzen van beide stijgen met ruim 1 procent. Nee, dé reden waarom de inflatie zo laag is, is het energiecomponent. Door de spectaculaire daling van de olieprijs is dat deel van het inflatiecijfer omlaag geduikeld en doordat het nogal zwaar weegt in het totale cijfer, heeft dat het hele inflatiecijfer omlaag getrokken.
In het voorjaar van 2016 bijvoorbeeld daalde dat deel van het inflatiecijfer met 8,7 procent in de prijs. Maar…
In het voorjaar van dit jaar kostte een vat olie iets meer dan 40 dollar. Om de bijdrage aan de inflatie uit te rekenen, vergelijken statistici de olieprijs met die van 12 maanden eerder. In het voorjaar van 2015 kostte een vat olie bijna 70 dollar. Dat is de reden waarom het energiecomponent zo sterk het totale inflatiecijfer omlaag haalde. Sindsdien lag de olieprijs elke maand nog steeds lager dan in dezelfde maand een jaar eerder maar het verschil nam bijna met de maand af. En dat is heel duidelijk te zien aan de bijdrage van het energiecomponent aan de inflatie in de eurozone. In juni was die bijdrage -6,4 procent: nog steeds fors maar wel minder dan in het voorjaar. In augustus vinden we de bijdrage op -5,7 procent.
Wat is op dat front te verwachten in de rest van 2016? Laten we eerst aannemen dat de olieprijs tussen nu en 31 december dit jaar niet verandert, dus blijft liggen op circa 48 dollar per vat. Kijken we naar de olieprijs in de tweede helft van 2015, dan zien we dat die was gedaald van bijna 70 dollar per vat naar ongeveer 50 dollar per vat om in de laatste maanden zelfs naar 30 dollar en iets eronder te zakken.
Zwarte goud
Dit betekent dat de vergelijking tussen de olieprijs in de komende maanden en in dezelfde periode vorig jaar, heel ander gaat uitpakken. Het kan zomaar gebeuren dat de bijdrage aan inflatie rap blijft stijgen van -5,7 nu richting 0 procent. Immers, bij een ongewijzigde olieprijs van circa 50 dollar zullen de statistici die de inflatie berekenen elke maand dat prijsniveau vergelijken met ongeveer hetzelfde niveau vorig jaar. Sterker nog, in de laatste maanden van dit jaar kan het energiecomponent wel eens en positieve bijdrage leveren aan de inflatie in de eurozone. Dat zou voor het eerst sinds de zomer van 2014 zijn! Voor het eerst in ruim twee jaar kan het energiecomponent een opwaarts effect hebben op de totale inflatie in de eurozone in plaats van een sterk neerwaarts effect waar we sinds de zomermaanden van 2014 aan gewend zijn.
Merk op dat dit allemaal kan gebeuren als de olieprijs gewoon gelijk blijft, die hoeft dus níet te stijgen om de inflatie omhoog te drukken. Als het zwarte goud echter in prijs zou stijgen, dan zou het opwaartse effect op de inflatie nog sterker zijn.
En als de olie goedkoper wordt tussen nu en de Kerst, net zoals dat eind vorig jaar is gebeurd? Stel dat een vat olie wederom zakt naar 40 en verder naar 30 dollar. Dan kan de bijdrage van het energiecomponent ook 0 worden. Immers, zoals gezegd zouden dat niveaus zijn van eind vorig jaar, de olie zou dit jaar dus niet duurder zijn dan vorig jaar. En dat is cruciaal voor de bijdrage aan de inflatie, niet de daling ten opzichte van vorige week of vorige maand.
Anders gezegd: de enige manier waarop het energiecomponent hetzelfde sterk neerwaartse effect als in de afgelopen jaren op de totale inflatie kan blijven hebben, is als de olieprijs de komende maanden zakt en blijft zakken tot ergens tussen 10 en 15 dollar per vat. Dan en alleen dan zal de vergelijking zodanig uitpakken dat de bijdrage sterk negatief is (namelijk 15 dollar vergeleken met 35 dollar eind vorig jaar). Uiteraard is energie meer dan de olieprijs alleen, maar de olieprijs is een belangrijk onderdeel ervan. De uitleg van hierboven laat zien hoe een en ander in zijn werk gaat en wat de gevolgen kunnen zijn.
Kies maar ECB!
Als het bovenstaande gebeurt, als het energiecomponent dus nauwelijks meer de totale inflatie omlaag gaat drukken in de rest van dit jaar, wat zou dat betekenen voor die totale inflatie in de eurozone? Nou, heel simpel, die zou vrij rap van ongeveer 0 procent oplopen naar ruim 1 procent (aannemend dat de prijzen van voedsel, diensten et cetera niet spectaculair dalen de komende maanden uiteraard). En dán komen we in een bijzonder belangrijke omgeving terecht.
Waar onlangs de keuze voor Brexit in Groot-Brittannië de Britse centrale bank dwong kleur te bekennen – wat ik ermee bedoel heb ik in een eerdere bijdrage uiteengezet – kan het bovenstaande binnenkort wel eens de ECB dwingen kleur te bekennen.
Hoezo? Als de sterke neerwaartse druk op de inflatie vanuit de oliehoek grotendeels weg komt te vallen in de maanden en kwartalen die voor ons liggen en de inflatie daardoor vrij snel richting 2 procent gaat stijgen terwijl de economische groei laag blijft, dan wordt de ECB gedwongen te kiezen waar de bank haar monetaire kanonnen voor zal inzetten: om de ongewenst hoge inflatie te voorkomen of om de economische groei en de overheden in de eurozone te steunen. Krijgen we straks allerlei smoezen wanneer inflatie klimt (is tijdelijk, zal niet aanhouden, komt door olie en wiskunde, niet structureel etc) zodat de centrale bank zich kan focussen op het helpen van de overheden in de eurozone, vooral overheden van landen die alle Europese regels aan hun laarzen lappen, hun economieën maar niet hervormen en de toch al torenhoge staatsschulden met de dag verder fors laten oplopen? Want je moet wel erg naïef zijn om niet te willen inzien dat de lage rente waar de ECB voor een belangrijk deel voor zorgt, vooral de overheden helpt. Zo’n lage rente om geld te lenen betaalden ze nooit eerder. Dát, die historisch lage rentestanden, is de enige reden waarom de rentelasten van Italië, Frankrijk, Spanje maar ook Nederland, niet fors hoger zijn en tientallen miljarden extra bedragen, met alle gevolgen van dien voor de economische groei.
Kiest de ECB voor het voorkomen van hoge inflatie, dan ziet de toekomst er slecht uit voor edelmetalen. Blijkt de bank de voorkeur te geven aan het ondersteunen van de overheden van de eurolanden, dan ziet die toekomst er juist opeens erg zonnig uit.