Monetair beleid stelt op uiterst dubieuze fundamenten
8 oktober 2021
‘We moeten de inflatieverwachtingen van de mensen verankeren’. ‘Er is niets aan de hand zolang de inflatieverwachtingen van de mensen verankerd zijn’. Zulke uitspraken doen centrale bankiers over de hele wereld met grote regelmaat. Kijk maar eens een willekeurige persconferentie van de Fed of de ECB terug bijvoorbeeld.
achterliggende gedachte
De achterliggende gedachte is de overtuiging dat inflatieverwachtingen van huishoudens en bedrijven de belangrijkste determinant zijn van toekomstige inflatie. Inderdaad, in dat geval moet je als een centrale bank ervoor zorgen dat de verwachtingen laag blijven want dan zal de echte inflatie in de toekomst ook wel laag zijn.
Ik overdrijf niet als ik stel dat het bovenstaande het fundament is waar het moderne monetaire beleid op rust. Als dat fundament instabiel zou blijken te zijn, dan hebben de centrale banken een groot probleem.
Een recent paper van een Fed-econoom stelt precies dat, namelijk dat het geloof in de voorspellende waarde van inflatieverwachtingen op uiterst dubieuze theoretische en empirische funderingen stoelt. Monetair beleid daarop baseren kan ernstige gevolgen hebben. De centrale banken zoals de Fed en de ECB doen echter niet anders!
dubieuze funderingen
Ondanks dat die funderingen dus bijzonder dubieus zijn, grenst het geloof aan de voorspellende waarde van inflatieverwachtingen onder centrale bankiers aan monetair fundamentalisme. Naar de buitenwereld toe schept die aanpak ook een beeld van volledig in control zijn. Schijnzekerheid in het.
Dat monetaire fundamentalisme is in mijn ogen een onderdeel van de verafgoding van economische modellen, een proces dat enkele decennia geleden begonnen is en vanaf begin jaren zeventig écht populair is geworden, mede doordat rond die tijd het geloof in maakbaarheid van de samenleving en economie postvatte. Dat was voor mij ook een belangrijke reden ‘Keerpunt 1971: over staatsschulden, werkende armen en nieuwe economische groei’ te schrijven; het was ook in dit belangrijke opzicht een keerpunt omdat het monetaire beleid gericht op te veel geld drukken niet alleen mogelijk maakte vanaf 1971 maar ook voorzag van een wetenschappelijk alibi.
Voor de samenleving is dat een uiterst ernstige zaak omdat het geen brug te ver is dat economische instabiliteit en vervolgens de politieke en maatschappelijke een direct gevolg daarvan is met zeepbellen als een gevolg op de beurzen net als de situatie waarin we ons nu bevinden, namelijk langdurig lage of zelfs negatieve rentesmoeras waar niet uit te komen is zonder een groot risico op financiële chaos te lopen maar waarbij geldt dat ermee doorgaan óók en steeds meer mensen negatief raakt.
het probleem van 5y 5y forward
En dat allemaal heeft vervolgens ook gevolgen voor bijvoorbeeld andere maatstaven van toekomstige inflatie. Neem de zogeheten 5y 5y forwards. Dat is, ruwweg, het verschil tussen tienjarige rentes op de markten en de vijfjarige zusters.
Centrale bankiers gebruiken die maatstaf ook veel om, zoals tegenwoordig, erop te wijzen dat het beleid dat ze al jarenlang voeren, niet tot hoge inflatie in de toekomst zal leiden.
Het probleem is alleen dat 5y 5y forward maatstaf alleen nuttig kan zijn als – en dit is cruciaal – de markt waarop de genoemde rentes tot stand komen, volledig vrij is en de werking niet verstoord wordt door wie of wat dan ook. Grootschalig opkopen van staatsobligaties en bedrijfsobligaties doet echter precies dat, de werking van de kapitaalmarkt verstoren. Ik zou niet weten hoe het feit dat de ECB zo goed als alle nieuwe uitgiftes aan staatsobligaties opkoopt, die werking níet verstoort.
Waar het op neerkomt is dat de centrale banken dat inflatiealarm saboteren, of beter gezegd ontmanteld hebben en alle onderdelen over verschillende vuilnisbelten verspreid hebben, en vervolgens zeggen ‘inflatiealarm gaat niet af, ons beleid is niet gevaarlijk en we kunnen ermee doorgaan’.
Er is wel wat voor te zeggen dat beleggers met het oog op middellange termijn, wellicht maar beter kunnen overwegen een inflatieverzekering af te sluiten met hun beleggingsmix.
Overigens is er aan het genoemde paper van de Fed-econoom Jeremy Rudd een positief aspect te vinden, namelijk dat de Fed de publicatie ervan niet voorkwam (ik vermoed dat dat bij de ECB lastiger was geweest), ook als schrijft hij erin onder meer dat ‘de primaire rol van de mainstream economische wetenschappen is een excuus te verschaffen voor crimineel onderdrukkende, onhoudbare en onrechtvaardige maatschappelijke orde’. Als ‘Keerpunt 1971’, waarin ik min of meer hetzelfde concludeer, ooit een Engelstalige editie krijgt, weet ik wel wie ik zal vragen het voorwoord te schrijven.
Trouwens, over inflatie en beleid van vooral de ECB gesproken, nog iets schokkends. Een collega van Lagarde zei onlangs in een interview zich ook geen zorgen te maken over te hoge inflatie zolang de lonen niet stijgen. Als dat gebeurt, dan kan dat een bron van zorg zijn want dan zou die tijdelijke hoge inflatie verankerd worden in lonen. Niet. Te. Geloven!
Bij de centrale banken gaat het er juist om te vóórkomen dat hoge inflatie hardnekkig wordt, iets wat gebeurt als verwachtingen van hoge inflatie in de lonen gaat zitten. Dát is het moment waarop tijdelijke, hoge inflatieverwáchtingen inflatiewerkelijkheid worden. Als dat gebeurt, dan ben je als centrale bankier niet alleen veel te laat maar ook écht ver van huis. De enige manier om die fout te herstellen is in een later stadium de rente te verhogen, méér dan je lief is. Je moet dus voorkomen dat de tijdelijke inflatie in de lonen gaat zitten en niet, zoals de ECB blijkbaar werkt, wachten totdat het zo ver is en dan overwegen – OVERWEGEN ook nog – op te treden.