De oorlog tegen contant geld
24 december 2015
Achteraf gezien heeft het iets ironisch in zich. Toen ik eerder dit jaar een bezoek bracht aan het Zweeds Geldmuseum in Stockholm, stond de hele bovenste verdieping in het teken van het feit dat Zweden voor het eerst in enkele decennia nieuwe bankbiljetten zou krijgen. Datzelfde land, dat overigens óók het eerste land is dat bankbiljetten uitgaf – een bezoek aan het Geldmuseum is zeer aan te raden – heeft in feite de oorlog verklaard aan het gebruik van bankbiljetten en lijkt het eerste bankbiljettenloze land ter wereld te worden. Allerlei andere vormen van betalen behalve contant worden er gestimuleerd.
Ontmoediging van contant betalen
Zweden gaat daarin misschien wel het verst, maar dat betekent niet dat het het enige land waar contant betalen ontmoedigd wordt. In de Nederlandse winkels komen we ook stickers met een grote rode X door de afbeeldingen van bankbiljetten van 200 en 500 euro en de tekst ‘helaas hier hebben wij niet van terug’ . Vaak is ernaast nog ene sticker te zien, met daarop ‘Pinnen. Ja graag’. In veel landen is er een plafond ingesteld voor contante betalingen, vaak 500 of 1.000 euro. Het Zweedse buurland Denemarken heeft een wet aangenomen waarin de winkeliers niet meer verplicht zijn contant geld aan te nemen. Winkelen in Denemarken zonder een betaalpas wordt dan onmogelijk.
Terrorisme
Als het aan steeds meer prominente economen ligt, wordt de eerstgenoemde sticker van hierboven binnenkort vervangen door een nieuwe, veel simpelere versie: ‘contant geld niet welkom’. De tweede sticker wordt dan automatisch overbodig. De oorlog tegen contant geld in volop gaande. Deze ‘oplossing voor de crisis’, namelijk het afschaffen van contant geld, is echter uiterst gevaarlijk voor de gewone man op straat; het afschaffen van contant geld is financieel terrorisme van de ergste soort.
Verschillende internationaal gezien zeer prominente economen pleiten ervoor contant geld af te schaffen zoals Kenneth Rogoff, voormalig hoofdeconoom van het Internationaal Monetair Fonds. De van oorsprong Nederlandse econoom Willem Buiter, al enkele jaren hoofdeconoom van Citibank, schreef onlangs een uitgebreid rapport als onderbouwing waarom contant geld zo snel mogelijk moet verdwijnen. En een van de meest prominente Duitse economen, Peter Bofinger, riep onlangs de Bondsregering ertoe papiergeld en munten tot zaken non grata te verklaren.
Rogoff, Buiter en Bofinger roepen natuurlijk niet zomaar op tot afschaffing van contant geld. De Duitser Bofinger zegt dat munten en bankbiljetten onnodig zijn en ‘slechts de invloed van de centrale banken verminderen.’ Volgens Rogoff heeft ‘de wereld contant geld niet nodig in een omgeving van lage inflatie’ en is het probleem dat als burgers ‘kunnen uitwijken naar contant geld, de centrale bank de rente niet ver onder de nul procent kan verlagen’. Ook Buiter’s redenering is dat de aanwezigheid van contant geld het voor de centrale banken onmogelijk maakt de officiële rentes ver onder de 0 procent grens te verlagen. Dat is erg want volgens Buiter is het nodig dat de centrale banken die rentes tot -5 of zelfs -10 procent verlagen. Ofwel: 10 procent van uw spaargeld en de koopkracht van uw euro moet elk jaar afgepakt worden.
Ideologie
Hoewel de drie genoemde economische zwaargewichten het allemaal anders omschrijven, komen hun pleidooien voor het afschaffen van contant geld voort uit dezelfde ideologie. In de eerste plaats vinden alle drie dat deflatie of zelfs lage inflatie, ongewenst is. Deflatie betekent dat de prijzen dalen en dus dat uw geld meer waard wordt. Lage inflatie houdt in dat de prijzen van spullen waar u uw geld aan uitgeeft, nauwelijks stijgen. Dé oplossing voor dit ‘probleem’ is volgens Rogoff, Buiter en Bofinger dat uw geld mínder waard moet worden, er moet dus (hoge) inflatie worden veroorzaakt.
De centrale banken doen dat door ervoor te zorgen dat er veel geld in omloop komt. Geld is net als elk ander goed: hoe meer ervan er is, lees hoe minder schaars het is, des te minder waard, zoals de basiswet van de economie, die van vraag en aanbod, ons leert. Het gevolg ervan noemen we inflatie, wat de voormalige Amerikaanse President Ronald Reagan ooit treffend omschreef als ‘net zo gewelddadig als een dief, net zo angstaanjagend als een overvaller en net zo dodelijk als een huurmoordenaar’. Het genoemde trio vindt in feite dat we die dief, overvaller en huurmoordenaar permanent moeten laten vestigen in ons werelddeel en meteen ook maar naturaliseren. Dat is waar we het over hebben als Rogoff, Buiter, Bofinger en anderen het nodig zeggen te vinden dat de centrale banken de rentes ver onder de 0 procent kunnen brengen en ongedekt geld kunnen drukken. Dat het een historisch feit is dat er geen voorbeeld van een land bestaat waar dat beleid iets goeds opgeleverd heeft, wordt gemakshalve vergeten (in dat kader: volgend jaar verschijnt van mijn hand een boek over monetaire historie van Nederland).
Sovjet Unie
Het tweede gemeenschappelijke element in de pleidooien van het trio is dat zij impliciet zeggen dat de centrale banken altijd goed beleid voeren. Als, zoals Bofinger stelt, de aanwezigheid van contant geld ‘slechts de invloed van de centrale banken vermindert’ dan is dat op maar één manier te interpreteren, namelijk dat het verminderen van die invloed ongewenst is. Het Duits-Amerikaans-Nederlands trio zegt in feite dat centrale planning a la Sovjet-economie uitgevoerd door de centrale banken werkt en dus wenselijk is. Immers, de centrale banken weten als enigen en altijd blijkbaar welke rente nodig is, zij zijn ware kunstenaars.
Aangezien centrale banken een onderdeel van de overheid zijn, kunnen we dit element ook omschrijven als voorstellen voor meer overheidsbemoeienis met de economie. In de Sovjet Unie dachten de beleidsmakers ook dat de centrale planners altijd wisten hoeveel schoenen of auto’s te maken per jaar.
Het derde gemeenschappelijke element die de pleidooien van Rogoff, Buiter en Bofinger verbindt is dat de voorstellen het bijna fanatieke geloof in een maakbare samenleving impliceren.
Geld printen
Maakbare samenleving, meer overheid, hoe lager de rente hoe beter, lage inflatie en deflatie slecht en dus streven naar meer inflatie, dat zijn kenmerken van één bepaalde stroming in de economie: het keynesianisme. In de Bijbel van het keynesianisme, The General Theory of Employment, Interest and Money van John Maynard Keynes, lezen we onder meer dat de Staat ‘een almaar grotere verantwoordelijkheid op zich moet nemen om direct investeringen in een economie te bepalen’ omdat ‘de taak te bepalen hoeveel investeringen nodig zijn niet veilig is in de handen van de private sector’. Verder moet de Staat volgens keynesianen ‘de consumptie aansturen, deels via belastingen en deels via het bepalen van de rente maar ook door andere noodzakelijke ingrepen. ‘ Dat de overheid daardoor groot zal zijn is niet erg ‘want een grote overheid is de enige praktische manier om economische destructie te voorkomen.’ Geld printen door de centrale bank hoort daarbij omdat ‘als geld aan de bomen zou groeien, economische depressies tot het verleden zouden behoren’.
Hoe onzinnig het, in mijn ogen althans, ook is deflatie c.q. lage inflatie een ramp te noemen, het verbleekt bij het betogen dat de grote invloed van de centrale banken goed en wenselijk is. Sinds de waarde van ons geld niet gekoppeld is aan goud, zilver of wat dan ook tastbaars maar aan het vertrouwen in de centrale banken, is die waarde aanhoudend en fors gedaald. Er is geen munt ter wereld, letterlijk niet één, die meer waard is nu dan sinds de centrale banken ons geld onder hun hoede hebben genomen. Anders gezegd: er is geen munt die níet jaar in jaar uit in waarde is gedaald (waarde in de zin van koopkracht) in de afgelopen decennia. Dat was voordat de centrale banken de hoedsters van ons geld zouden worden, heel anders, wat voor mij de reden is van geldmoord, want deels met voorbedachten rade, te spreken. Enige tijd geleden heb ik Willem Buiter, naar aanleiding van zijn voorstel contant geld af te schaffen, de vraag gesteld of het bestaan van contant geld het probleem is of het feit dat de instellingen die de taak hebben ons geld waardevast te houden daarin spectaculair gefaald zijn. Tot op heden heb ik geen antwoord gekregen.
Instabiliteit
Iedereen die zich serieus bezig houdt met de vraag we of contant geld af moeten schaffen of niet, weet dat er allerlei negatieve gevolgen aan het afschaffen kleven. Het is dan ook stuitend hoe makkelijk Buiter in zijn 21 pagina’s tellende beschouwing erover over allerlei bezwaren heen stapt. Het is weerzinwekkend dat hij het grootste bezwaar, waarover hieronder meer, niet eens noemt!
Contant geld afschaffen betekent mogelijk maken dat de centrale banken haast permanent het uiterst gevaarlijke beleid van gratis geld kunnen voeren, de overheid nog groter wordt, uw spaargeld sneller verdampt dan een sneeuwbal die je in warm water gooit en de koopkracht van uw loon, pensioen of ander inkomen spectaculair zakt. Contant geld afschaffen zorgt daarmee voor onder meer snel en fors toenemende inkomensongelijkheid via de ergste route die er is namelijk via verarming van de middenklasse. De andere route is dat de inkomensongelijkheid toeneemt doordat de rijken nog rijker worden. In het eerste geval gaat de middenklasse er zowel in relatieve als absolute termen erop achteruit; in het tweede geval is de achteruitgang alleen relatief.
Aangezien een sterke, groeiende middenklasse de lijm van de maatschappij is en voor economische, politieke en sociale stabiliteit zorgt, betekent een krimpende, zwakker wordende middenklasse dat de lijm die de maatschappij bij elkaar houdt loslaat en het wachten is op economische, politieke en sociale instabiliteit. Wie contant geld wil afschaffen, lost de huidige crisis niet op en voorkomt nieuwe crises niet; veel eerder roept hij/zij een permanente crisis over ons heen.
Voordat je het weet wordt zo een Geldmuseum als in Stockholm de laatste plek zijn waar je nog contant geld kunt aanschouwen.