Deze statistiek moet iedere belegger kennen
6 november 2015
"Buy the dips," luidt een oude beurswijsheid. Normaal gesproken stijgen aandelenprijzen, op wat onverwachte 'schokken' na. Althans, dat is wat de meesten zeggen. Maar dat geeft een vertekend beeld van hoe de markt echt werkt. De waarheid?
40% van de tijd zitten aandelen in een bearmarkt
Een 'bearmarkt' is beursjargon voor een periode waarin prijzen een dalende tendens hebben.
Volgens de meeste beleggingsadviseurs leven we blijkbaar in een wereld waarin die periode vooral heel kort is. Anders is er immers geen goede reden om mensen aan te bevelen the dips te kopen.'
Maar dat is één grote leugen.
Laten we kijken naar de langjarige bull- en bearmarkten in aandelen, de overkoepelende (of achterliggende) prijstrend. De feiten liegen er niet om. Sinds het dal van 1877 tot maart 2009 (het einde van de laatste definieerbare achterliggende prijstrend):
- Komen 'bullwinsten' uit op een totaal van +2075%, met een gemiddelde van +415% per langjarige bullmarkt;
- Is de gemiddelde koersdaling per langjarige bearmarkt -65%
- Het totaal aantal 'bulljaren' is 80 tegenover 52 'bearjaren', een 60:40 ratio
Alle statistieken verwijzen naar de Amerikaanse S&P 500 aandelenindex.
Als we beseffen dat we 40% van de tijd te maken hebben met een bearmarkt, kunnen we beter de twee grote beurscrashes van deze eeuw in perspectief plaatsen.
Geheugen van de belegger is kort
Ook hieruit blijk maar weer hoe kort het geheugen van de meeste beleggers is. De beurscrashes die volgden na de dotcomhausse en de subprimehausse zijn vergeten. Beleggers zijn in de zevende hemel; niemand kan zijn geluk op.
Tot de volgende crash.
Of tenminste tot de volgende bearmarkt.
De huidige waarderingen van techbedrijven (die vaak nog geen stuiver verdienen) zijn daar getuige van.
Nog nooit was het aantal unicorns (het aantal bedrijven dat gewaardeerd wordt op meer dan $1 miljard dollar bij een financieringsronde) zo groot. De beursgekte begint weer te lijken op de gekte tijdens de dotcomzeepbel.
Keynes en zijn rampzalige beursadvies
In dit opzicht zijn de parallelen met de beurscrash van '29 ironisch.
Toen was het de prominente econoom John Maynard Keynes die blunderde.
Wat veel mensen niet van Keynes weten, is dat hij naast econoom een fervent beursspeculant was. Hij beheerde in wezen wat we vandaag de dag een hedgefonds noemen.
Het grootste gedeelte van zijn portefeuille had hij in Amerikaanse aandelen belegd. De beurscrash van 1929 — die het startsein voor de Grote Depressie vormde — eiste een zware tol van Keynes beheerd vermogen. De Dow Jones daalde op 29 oktober 1929 met 25% binnen één handelsdag.
Maar Keynes trok zich niks aan van zijn enorme verlies.
"Buy the dip", riep hij. Hij stelde iedereen gerust dat dit slechts een tijdelijke tegenslag zou zijn. De economie was in orde; aandelenprijzen waren voorbestemd om opnieuw (en nog veel harder) te stijgen.
Dat Keynes het niet bij het juiste eind had is slechts een understatement. Na een korte heropleving was het feest al gauw voorbij.
Uiteindelijk was de bearmarkt nog lang niet afgelopen. Koersdalingen hielden aan tot 1932. Toen bereikte de aandelenbeurs een bodem, 89% lager dan het hoogste punt in 1929.
"Buy the dips?"
"No, but no thanks"