Verkiezingscircus trekt door de eurozone
1 maart 2017
Over twee weken trekt Nederland naar de stembus. Een kleine maand erna, op 23 april, is het de beurt aan de Fransen om te stemmen in de eerste ronde over wie hun nieuwe President wordt om daarna, op 7 mei, tijdens de zeer waarschijnlijke tweede ronde de nieuwe President van de Franse Republiek te kiezen. Na twee maanden stembusgangrust trekken de Fransen vervolgens op 4 en 11 juni opnieuw naar de stemlokalen, nu om het nieuwe parlement te kiezen. Eind september is het vervolgens de beurt aan de Duitsers; bij de oosterburen moet er een nieuwe parlement en een nieuwe Bondskanselier komen.
Er zijn twee opmerkelijke zaken aan de bovengenoemde verkiezingen. In de eerste plaats dat er in hetzelfde jaar in zowel Frankrijk als Duitsland landelijke verkiezingen plaatsvinden. Dat is zeker geen regel. Het tweede opmerkelijke en vanuit politiek en (monetair)-economisch perspectief bezien zeer relevante feit is dat in alle drie genoemde landen verschillende partijen en bewegingen meedoen die hun land op zijn minst uit de euro willen halen, zo niet uit de Europese Unie. Men zou kunnen zeggen dat de verkiezingen tot op zekere hoogte referenda over de euro zullen zijn. En het is niet alleen dat die partijen en bewegingen meedoen: het ziet er sterk naar uit dat ze behoorlijk wat stemmen zullen vergaren.
In Duitsland lijkt de Alternative für Deutschland ruim 10 procent van de stemmen te krijgen. In Nederland is de kans groot dat de PVV, die Nederland uit de euro en de EU wil halen, zeer goed zal scoren. In Frankrijk lijkt Front National goed te scoren in zowel Presidents- als parlementsverkiezingen.
Zo op het eerste gezicht lijken die verkiezingen daarom voor veel instabiliteit en onzekerheid over de toekomst van de euro te leiden. Front National heeft zijn plannen ontvouwd. Een onderdeel daarvan is dat Frankrijk uit de euro stapt en de Franse franc terugbrengt. De PVV wil hetzelfde doen met Nederland net als de AfD met Duitsland.
Geen anti-euro regeringen
Maar de soep zal niet zo heet gegeten worden. De kans dat een anti-euro partij of een anti-euro blok in een van die landen op de regeringspluche zal komen, is klein. Die kans is het kleinst in Duitsland, waar de AfD te weinig stemmen lijkt te krijgen om ook maar in beeld te komen als een mogelijke coalitie kandidaat. En dat in de wetenschap dat de andere partijen niets te maken willen hebben met de AfD.
In Frankrijk lijkt Front National weliswaar zeer goed te scoren, maar dat zal zich nauwelijks goed vertalen in het aantal zetels. Dit komt doordat de verkiezingen in Frankrijk altijd vereisen dat de winnaar meer dan de helft van de stemmen krijgt, iets wat nauwelijks gebeurt in de eerste ronde. Dit betekent dat de presidentskandidaat van Front National, Marine le Pen, zeer waarschijnlijk prima zal scoren in de eerste ronde maar in de tweede ronde het zal afleggen tegen wie haar tegenkandidaat ook wordt, simpelweg omdat alle andere partijen in de tweede ronde die andere kandidaat zullen steunen. Hetzelfde beeld zien we bij de parlementsverkiezingen. Frankrijk is verdeeld in kiesdistricten en elk district stuur een afgevaardigde naar Parijs. Maar ook bij deze verkiezingen geldt dat als in de eerste ronde geen van de kandidaten 50 procent + 1 stem haalt, er een tweede ronde nodig zal zijn. In die tweede ronde legt de kandidaat van Front National het vaak af tegen de tegenstander, om dezelfde reden als hierboven genoemd bij de Presidentsverkiezingen.
In Nederland tot slot doen meerdere partijen mee op 15 maart die het liefst op 16 maart de gulden terug zouden willen brengen. Behalve de PVV willen ook de Forum voor Democratie en VoorNederland dat. Het ziet er echter niet naar uit dat die anti-euro blok een meerderheid zal krijgen.De euro is echter niet veilig
Het gevaar dat een land uit de euro stapt in de nabije toekomst is dus vrij klein. Ik vermoed dat er op weg naar de genoemde verkiezingen hier en daar wat extra onzekerheid zal ontstaan op de markten over de toekomst van de euro, maar dat die oplevingen tijdelijk zullen zijn. Met andere woorden: de euro is niet in gevaar. Voorlopig. Dat gezegd hebbende: op de wat langere termijn is de kans dat de euro zal verdwijnen niet te verwaarlozen.
Voor die stelling zijn een paar argumenten aan te dragen. Zo is er het beleid van de ECB, dat in steeds meer eurolanden en onder steeds meer mensen zeer impopulair aan het worden is, omdat dat beleid verschillende bevolkingsgroepen steeds harder raakt en zal raken. De gepensioneerden zien bijvoorbeeld hun pensioenen niet gecorrigeerd worden aan de inflatie (of zelfs verlaagd worden). Dit gaat in 2017 veel meer pijn doen omdat de inflatie, voor het eerst in jaren, merkbaar hoog komt te liggen. Hetzelfde geldt voor spaarders. In 2014 en 2015 bedroeg het reële spaarrendement (spaarrente verminderd met de inflatie) in Nederland steeds circa 1 procent. In 2016 was dat gedaald tot 0,3-0,5 procent.
Waar voor al die jaren gold dat dat niet leuk was voor de spaarder maar dat de echte pijn er niet was (ik laat voor het gemak de vermogensrendementsheffing achterwege), verandert dat in 2017. De spaarrente klimt niet omhoog (daalt ook waarschijnlijk niet verder), maar de inflatie is al behoorlijk opgelopen en de verwachting is dat dat door zal gaan. Bedroeg de geldontwaarding in de eurozone een jaar geleden nog 0 procent of zelfs minder, inmiddels stijgen de prijzen in de muntunie met bijna 2 procent op jaarbasis. En dat betekent dat het reële spaarrendement behoorlijk negatief is. Daar komt nog de vermaledijde vermogensrendementsheffing bovenop.
Verder is er ontevredenheid over de euro in de sterke eurolanden omdat daar het beeld bestaat dat de zwakke eurolanden wegkomen met onverantwoord beleid en hun weigering nu eindelijk hun leven te beteren. Dit alles op kosten van de belastingbetaler in de sterke eurolanden. Wat in de sterke eurolanden daarom extra kwaad bloed zet zijn de steeds luider klinkende oproepen voor een fiscale en politieke unie in de eurozone. Er worden zelfs voorstellen voorbereid om daarvoor te zorgen. Deze maand komt de Europese Commissie bijvoorbeeld met een voorstel voor de invoering van de zogeheten eurobonds, staatsobligaties uitgegeven door Brussel of eurolanden samen waarbij elk land zich garant stelt voor de schulden van andere landen.Steun kalft af
Tegelijkertijd geldt dat in de zwakke eurolanden de ontevredenheid groeiende is omdat men van mening is dat de sterke eurolanden juist te veel voorschijven wat voor beleid de overheden in die zwakke broeders van de muntunie moeten voeren.
In het verlengde van het bovenstaande zien we de steun voor de euro door de hele eurozone duidelijk verder afkalven. Om de zoveel tijd voert de EU een enquête onder de inwoners van zowel de euro als de EU-landen. De laatste versie van deze Eurobarometer laat zien dat de steun voor de euro afneemt. Een derde van de ondervraagden gaf aan de euro een slechte zaak te vinden voor hun land. 56 Procent noemde de euro een goede zaak, het laagste percentage dat dat deed in jaren. Dat één derde niets moet hebben van de euro lijkt geruststellen: immers, als al die mensen op anti-euro partijen stemmen, dan nog blijven hun landen gewoon lid van de muntunie. Maar met in het achterhoofd de eerdergenoemde verder groeiende ontevredenheid met de euro in zowel de sterke als de zwakkere eurolanden, zou het niet verbazen als bij een toekomstige verkiezing in Nederland of Italië bijvoorbeeld de anti-euro blok wél een meerderheid behaalt.
Een opmerkelijk resultaat uit de Eurobarometer is overigens dat de steun voor de euro in Duitsland toeneemt. Dit oogt vreemd, immers de Duitsers waren altijd toch sceptisch en wantrouwig tegenover de euro omdat ze hun geliefde en zeer gerespecteerde Duitse mark moesten inruilen voor de gemeenschappelijke munt. Tegenwoordig is 64 procent van de Duitsers te spreken over de euro, blijkt uit de Eurobarometer. Slechts één op de vier vindt de euro een slechte zaak voor Duitsland.
Dit is geruststellend, zo aan de vooravond van de Duitse verkiezingen. Het verklaart ook waarom AfD veel minder goed lijkt te scoren dan haar zusterpartijen over de grens in Frankrijk en in Nederland. Als de kans dat Duitsland uit de euro zou stappen, zou stijgen, dan zou dat uiteraard het einde van de munt betekenen: de euro kan niet bestaan zonder Duitsland.Duitsland cruciaal
Wat wel zorgwekkend is, is dat de toenemende Duitse steun voor de euro alles te maken heeft met de goed draaiende Duitse economie. Toen Duitsland de zieke man van Europa was, was de steun voor de euro ook laag, de Duitsers kozen de munt als hun zondebok. Nu Duitsland zich herpakt heeft, vindt men de euro best wel goed, zeker omdat velen zich realiseren dat het Duitse economische herstel waarschijnlijk vrijwel onmogelijk was zonder de euro. Als er in plaats van de euro in Europa nog steeds de lire, de drachme en de peseta in omloop waren, dan hadden de Duitse exporteurs het zeer lastig gehad. In een land dat tot de wereldtop in export behoort, is dat nogal belangrijk.
Dit betekent echter dat mocht de Duitse economie stoom verliezen, ook daar de steun voor de euro zal afkalven en dus de steun voor de anti-euro partijen waarschijnlijk zal toenemen. De kans daarop neemt verder toe omdat, zoals eerder gezegd, de pijnlijke gevolgen van het ECB-beleid nu pas goed voelbaar beginnen te worden.
Ik verwacht dat de euro de verkiezingengolf in de eurolanden in 2017 zal overleven. Maar op de wat langere termijn acht ik de kans juist groot dat de anti-euro krachten almaar sterker zullen worden en dat de muntunie uiteindelijk uit elkaar zal vallen. Het verbaast mij dan ook niet dat grote banken zoals ING er rekening mee houden met zo’n scenario en nu alvast voorzorgsmaatregelen nemen.
Op de korte termijn is één ding zo goed als zeker: de ECB zal de verkiezingen en de mogelijke onzekerheid over de uitslag aangrijpen als nog een reden het monetaire beleid in ieder geval ongewijzigd te houden ongeacht wat zich afspeelt op het inflatiefront. De bank zal bij de geringste twijfel niet schromen haar monetaire beleid verder te verruimen. Een minder ruim monetair beleid van de ECB zie ik in het meest gunstige geval eind 2018 of zelfs in 2019 op de radarschermen komen. Dat betekent concreet dat de rentes in de eurozone laag zullen blijven met de neiging verder te dalen. Op de korte termijn is dit niets anders dan een oorlogsverklaring aan de spaarder; op de wat langere termijn zou het niet verbazen als dat beleid hogere inflatie veroorzaakt. Wellicht is een (aanvullende) inflatieverzekering het overwegen waard, nu het afsluiten ervan nog, relatief gezien, goedkoop is.